fbpx
/>

Indien uw vennootschap een liquidatiereserve heeft aangelegd in 2014 is het mogelijk deze vanaf dit jaar uit te keren mits betaling van 5% roerende voorheffing.

In 2014 werd een nieuwe regeling ingevoerd die de mogelijkheid biedt aan kleine ondernemingen (‘KMO’ zoals omschreven in art. 1:24 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen[1]) om een liquidatiereserve aan te leggen. Dit regime is ook gekend onder de naam ‘VVPR-ter’.

Hoe gaat dit precies in zijn werk? KMO’s kunnen elk jaar hun boekhoudkundige winst na belasting (geheel of gedeeltelijk) overboeken naar één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief mits betaling van een anticipatieve heffing van 10%. Om aan de zogenaamde ‘onaantastbaarheidsvoorwaarde’ te voldoen dient de liquidatiereserve geboekt en behouden te blijven op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief. De vennootschap kan hierover dus niet beschikken voor bijvoorbeeld de uitkering van een dividend of een bezoldiging.

Aan de latere uitkering van deze reserve aan de aandeelhouders hangt al dan niet nog een fiscaal prijskaartje vast. Dit hangt af van op welk moment de uitkering plaatsvindt:

  • Bij liquidatie van de vennootschap: de reserve wordt belastingvrij uitgekeerd,
  • Op enig ander moment: indien de reserve minstens vijf jaar geboekt en behouden bleef, zal de uitkering ervan worden aanzien als een dividend waarop 5% roerende voorheffing verschuldigd is. Met andere woorden, de onaantastbaarheidsvoorwaarde dient te worden nageleefd gedurende vijf jaar vanaf de afsluitdatum van het jaar waarin de reserve werd aangelegd. Indien hieraan niet wordt voldaan zal het tarief roerende voorheffing 17% bedragen (voor reserves opgebouwd tot inkomstenjaar 2016) of 20% (voor reserves opgebouwd vanaf inkomstenjaar 2017).

In de praktijk

De eerste liquidatiereserves konden pas worden opgebouwd voor inkomstenjaren met als vroegste afsluitdatum 31 december 2014. Als gevolg zal de algemene vergadering van 2020 met betrekking tot inkomstenjaar 2019 kunnen beslissen om deze reserve uit te keren aan het voordelige tarief van 5% roerende voorheffing. De onaantastbaarheidsvoorwaarde zal namelijk voldaan zijn vermits vijf jaar is verstreken tussen 31 december 2014 en de algemene vergadering in 2020.

Het VVPR-ter-regime staat kleine ondernemingen dus toe om een reserve aan te leggen, mits de betaling van een anticipatieve heffing van 10% en 5% roerende voorheffing bij uitkering. Deze belasting is voordeliger dan het algemene tarief van 30% roerende voorheffing.

Let op, het is niet aan te raden om nu al een liquidatiereserve uit te keren indien u voorziet uw vennootschap te liquideren op korte termijn. In dat geval is namelijk geen roerende voorheffing meer verschuldigd en werd enkel 10% anticipatieve heffing betaald.

Indien u hierover meer informatie wenst, aarzel niet om ons te contacteren.

Chloé Masse, juriste en fiscaliste bij Pareto

 


[1] Kleine vennootschappen zijn vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar, niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden:
  – jaargemiddelde van het aantal werknemers: 50;
  – jaaromzet, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde: 9 000 000 euro;
  – balanstotaal: 4 500 000 euro.

Opmerking: deze cijfers zijn op geconsolideerde basis te aanschouwen, dus met inbegrip van deze van eventueel verbonden ondernemingen.