fbpx
/>

De hervorming vennootschapsbelasting werd een feit met de kerstwet van 25 december 2017. Daarin werd bepaald dat de hervorming gefaseerd zou worden ingevoerd via drie data van inwerkingtreding: 1 januari van de aanslagjaren 2019, 2020 en 2021 (verbonden aan belastbare tijdperken die ten vroegste starten op respectievelijk 1 januari 2018, 2019 en 2020). De eerste twee fasen van inwerkingtreding zijn reeds achter de rug. De laatste fase nadert met rasse schreden. In dit artikel worden de belangrijkste wijzigingen belicht, die voor u van toepassing kunnen zijn.

(Verdere) tariefdaling

De belangrijkste wijziging was de invoering van een stapsgewijze tariefverlaging. Vanaf aanslagjaar 2019 daalde het tarief van 33% naar 29%[1]. De crisisbijdrage werd teruggeschroefd van 3% naar 2%, wat een daling betekent van 33,99% naar 29,58%. Vanaf aanslagjaar 2021 daalt het tarief verder naar 25%[2]. De crisisbijdrage wordt afgeschaft door de schrapping van art. 463bis WIB[3].
Het gunsttarief voor ‘kleine vennootschappen’ volgens de definitie in het WVV[4] dat geldt op een belastbaar resultaat tot € 100.000 bedraagt 20% sinds aanslagjaar 2019[5]. De voorbije twee jaar werd hierop nog een crisisbijdrage geheven waardoor het werkelijke tarief 20,40% bedroeg.

Geld lenen aan uw vennootschap

De ‘marktconforme rentevoet’ die zal gelden als benchmark voor leningen door de zaakvoerder toegestaan aan zijn/haar vennootschap wordt aangepast. Dit is de zogenaamde ‘rekening-courant credit’. Vanaf inkomstenjaar 2020 zal volgende rentevoet gelden: ‘de door de NBB bekendgemaakte MFI-rentevoet voor leningen kleiner dan € 1.000.000 met variabel tarief en initiële rentebepaling tot één jaar aan niet-financiële instellingen, gesloten in de maand november van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de interesten betrekking hebben’[6]. Deze rentevoet mag forfaitair worden verhoogd met 2,50% om tot de uiteindelijke marktconforme rentevoet te komen.

Om de rentevoet te berekenen voor het aanslagjaar 2021 is het wachten op de MFI-rentevoet van november 2019, dit tot ten laatste 19 december, zijnde de datum waarop de MFI-rentetarieven voor deze maand door de Nationale Bank aan de ECB dienen te worden meegedeeld. Rond die datum wordt het rentetarief ook op de site van de Nationale Bank gepubliceerd[7].
Indien de nieuwe regelgeving als voorbeeld zou worden toegepast op inkomstenjaar 2019, wordt uitgegaan van de MFI-rentevoet voor november 2018. Deze bedroeg 1,59%[8]. Verhoogd met het forfait van 2,50%, bedraagt de marktconforme rentevoet: 4,09%.

Afschrijvingen

Er zullen twee wijzigingen van kracht worden op 1 januari 2020 aangaande afschrijvingen. Ten eerste zullen degressieve afschrijvingen niet langer mogelijk zijn[9]. Dit houdt in dat afschrijvingen jaar na jaar dalen. Het stelt een vennootschap in staat om een proportioneel groter deel van een investering ten laste te nemen in de eerste jaren volgend op de investering. Enkel voor afschrijvingen aangegaan vanaf 1 januari 2020 zal deze maatregel uitwerking kennen. In de personenbelasting blijft de mogelijkheid tot degressief afschrijven wel bestaan[10].

Ten tweede zal de mogelijkheid voor kleine vennootschappen om in het jaar van investering nog een volledige afschrijving te doen, worden afgeschaft[11]. De waarde van de investering kon eenvoudigweg gedeeld worden door de levensduur ervan. Als gevolg zal er pro rata dienen te worden afgeschreven volgens het moment van de aankoop in het belastbaar tijdperk.

Autokosten

Vanaf 1 januari 2020 zal een nieuwe formule gehanteerd worden om de aftrekbaarheid van wagens te berekenen in de vennootschaps- en personenbelasting. Het betreft kosten van de wagen én brandstofkosten voor bedrijfswagens en wagens aangekocht op naam van éénmanszaken. Voor deze laatste categorie geldt de nieuwe regeling niet indien de wagen vóór 01/01/2018 werd aangekocht.
Volgens de nieuwe regeling zal volgende formule de aftrekbaarheid bepalen:

120 % – (0,5 % * coëfficiënt * aantal gram CO2 per kilometer)[12]

De coëfficiënt waarvan sprake wordt vastgesteld op 1 voor voertuigen met een dieselmotor en op 0,95 voor voertuigen met een andere motor. Wanneer het voertuig is uitgerust met een aardgasmotor en een belastbaar vermogen heeft van minder dan 12 fiscale paardenkracht wordt de coëfficiënt verder verlaagd tot 0,90.

Het percentage verkregen door uitwerking van de formule kan nooit lager zijn dan 50% of hoger dan 100%. De aftrek van 120% voor elektrische wagens verdwijnt aldus, zowel in de vennootschaps- als de personenbelasting. Voor wagens met een uitstoot van meer dan 200 g CO2 per kilometer is de aftrek beperkt tot 40%[13].

Einde verhoogde investeringsaftrek

Bij de eerste fase van de hervorming voor aanslagjaar 2019 besloot de fiscus de investeringsaftrek te verhogen van 8% naar 20% voor de vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht tussen 1 januari 2018 en 31 december 2019[14]. Deze maatregel loopt aldus af op het einde van dit kalenderjaar. Vanaf dan zal het percentage voor de investeringsaftrek opnieuw 8% bedragen.

Inwerkingtreding

Door bepaalde politici werd geopperd dat de inwerkingtreding van de laatste fase van de hervorming dient te worden uitgesteld vanwege het begrotingstekort. Hieraan werd vooralsnog echter (nog) geen gevolg gegeven. In de huidige stand van zaken treden bovenstaande wijzigingen dus in werking vanaf aanslagjaar 2021 (verbonden aan belastbare tijdperken die ten vroegste aanvatten op 1 januari 2020).

Giel Van den Abbeele – Fiscalist bij Pareto nv


[1] Art. 215, 1e lid WIB
[2] (Nieuw) art. 215, 1e lid WIB
[3] Art. 83, Wet tot hervorming van de vennootschapsbelasting van 25 december 2017
[4] Art. 1:24 WVV
[5] Art. 215, 2e lid WIB
[6] (Nieuw) Art. 55, 1 e lid, 1° WIB
[7] Parl. St., Kamer, zitting 2017-2018, DOC 54 2864/001, blz. 35
[8] http://stat.nbb.be/Index.aspx?DataSetCode=MIR&lang=nl
[9] Art. 196, § 3 WIB
[10] Art. 64 WIB
[11] Art. 196, § 2 WIB
[12] Art. 66, § 1, 2° WIB
[13] Art. 66, § 1, 1° WIB
[14] Art. 69, § 1, 1° WIB