fbpx
/>

1. Beroepsinkomen (federale belasting)

Beroepsinkomsten worden op federaal niveau belast. Uw beroepsinkomen kan bestaan uit gewone bezoldigingen – zoals loon, vergoedingen voor woon-werkverkeer, voordelen van alle aard en andere inkomsten die verband houden met professionele activiteiten – vervangingsinkomsten – zoals brugpensioenen, werkloosheidsuitkeringen, ziekte- en invaliditeitsuitkeringen – en/of pensioenen.

Uw beroepsinkomsten worden progressief belast. Met andere woorden, hoe hoger uw beroepsinkomsten liggen, hoe hoger het belastingstarief. Het tarief kan oplopen tot 50% voor de hoogste inkomens. Deze belasting valt in principe onder de federale bevoegdheid, maar er kan daarnaast ook een aanvullende gemeentebelasting aan worden toegevoegd, waarbij elke Brusselse gemeente haar eigen tarief kan vaststellen.

Concreet: beroepsinkomsten zijn dus onderworpen aan federale belasting, met daarbovenop een aanvullende gemeentebelasting.

2. Onroerend inkomen (federale en gewestelijke belasting)

Inkomsten uit onroerend vermogen bestaan uit ontvangen huurgelden en kadastrale inkomsten uit onroerende goederen gelegen in België. Ook deze inkomsten zijn onderworpen aan de personenbelasting op federaal niveau.

Er bestaan echter ook enkele belastingen met betrekking tot onroerende goederen die onder de gewestelijke bevoegdheden vallen. In Brussel is de onroerende voorheffing een gewestelijke belasting. Deze belasting is jaarlijks verschuldigd en wordt berekend op het kadastraal inkomen van het onroerend goed.

Concreet: huurgelden en andere onroerende inkomsten zijn onderworpen aan de personenbelasting. De onroerende voorheffing daarentegen is een gewestelijke belasting die wordt geheven door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

3. Roerend inkomen (federale belasting)

Inkomsten uit roerende goederen zijn inkomsten die voortkomen uit financiële investeringen. Een aantal voorbeelden zijn dividenden of interesten op spaarrekeningen of obligaties. Roerende inkomsten zijn onderworpen aan federale roerende voorheffing. Deze roerende voorheffing wordt meestal ingehouden aan de bron, wat betekent dat de bank of financiële instelling de belasting rechtstreeks inhoudt voordat de inkomsten worden uitbetaald aan de spaarder of belegger. Het tarief van de bronbelasting varieert naargelang het soort inkomen, maar bedraagt in principe 30% voor dividenden en bepaalde interesten.

Concreet: inkomsten uit roerende goederen zijn onderworpen aan federale belasting, zonder gewestelijke tussenkomst.

4. Divers inkomen (federale belasting)

Diverse inkomsten omvatten uitzonderlijke inkomsten of inkomsten die niet onder de andere categorieën vallen. Een aantal voorbeelden zijn: meerwaarden op de verkoop van bepaalde goederen (bv. op de verkoop van een onroerend goed indien gerealiseerd binnen vijf jaar na de aankoop) , loterijwinsten, bepaalde verzekeringspremies,… Ook deze inkomsten worden op federaal niveau belast in de personenbelasting.

Concreet: diverse inkomsten zijn onderworpen aan federale belasting, zonder gewestelijke tussenkomst.

5. Registratierechten, successierechten en schenkingsrechten (gewestelijke belasting)

Registratierechten, successierechten en schenkingsrechten zijn voornamelijk een gewestelijke aangelegenheid.

  • Registratierechten: dit betreft de belasting verschuldigd op de aankoop van een onroerend goed. In Brussel is het tarief vastgesteld op 12,5% van de aankoopprijs van het onroerend goed. In bepaalde gevallen kunnen er echter belastingverminderingen worden toegepast, zoals bij de aankoop van de enige en eigen woning.

In Brussel wordt een vrijstelling toegepast in de vorm van het abattement. Het gaat om een vrijstelling van de registratierechten op de eerste € 200.000 van het aankoopbedrag. Met andere woorden, wanneer de aankoopprijs van de woning € 200.000 of minder bedraagt, is er geen registratierecht verschuldigd. De potentiële belastingbesparing bedraagt bijgevolg € 25.000 (12,5% van € 200.000).

Voorwaarden om in aanmerking te komen voor het abattement:

  • Het onroerend goed moet bestemd zijn als hoofdverblijfplaats van de koper gedurende minstens vijf jaar.
  • De koper mag op het moment van de aankoop geen ander onroerend goed in België of in het buitenland bezitten.
  • De vrijstelling is niet van toepassing op tweede verblijven of huurwoningen, of op onroerend goed met een waarde van meer dan € 600.000.
  • Successierechten: dit betreft de belasting verschuldigd op de erfenis bij overlijden van een persoon. In Brussel is het tarief van deze belasting afhankelijk van de waarde van de erfenis en de graad van verwantschap tussen de erfgenaam en de overledene. De tarieven liggen lager voor erfgenamen in rechte lijn (echtgenoten en kinderen) dan voor andere erfgenamen. Voor erfgenamen in rechte lijn bedraagt het tarief 3% voor de eerste € 50.000, en loopt het op tot 30% voor bedragen boven de € 500.000.
  • Schenkingsrechten: dit betreft de belasting verschuldigd op een schenking. De heffing van de schenkingsrechten is een gewestelijke aangelegenheid en is vergelijkbaar met de heffing van de successierechten (progressiviteit en tarieven die variëren afhankelijk van de graad van verwantschap).

Concreet: de heffing van registratierechten, successierechten en schenkingsrechten zijn gewestelijke aangelegenheden.

Conclusie

Belastingplichtigen in Brussel zijn onderworpen aan zowel federale als gewestelijke belastingen, afhankelijk van de aard van hun inkomen en vermogen. Inkomsten uit arbeid, onroerende goederen, roerende goederen en diverse inkomsten zijn voornamelijk onderworpen aan de personenbelasting op federaal vlak, terwijl registratierechten, successierechten en schenkingsrechten voornamelijk een gewestelijke aangelegenheid zijn. Dankzij het abattement op de eerste en enige woning is het kopen van deze woning een betaalbare aangelegenheid voor jonge koppels.

Het is essentieel voor alle fiscale inwoners van Brussel om een duidelijk inzicht te verkrijgen in de interacties tussen deze bevoegdheidsniveaus om hun fiscale verplichtingen beter te begrijpen en hun persoonlijke situatie te optimaliseren.